Column van Joke Schenk over het boek “Het groene optimisme, het drama van 25 jaar klimaatpolitiek” van Wijnand Duyvendak.
Het klimaat en de klimaatverandering staan op dit moment niet bovenaan de agenda. Terwijl de kranten vol stonden met de eurocrisis heb ik dit voorjaar het boek van Wijnand Duyvendak gelezen. Een goed leesbaar boek met een opvallende tegenstelling in de titel. Optimisme versus drama. Het dramatische is volgens Duyvendak dat er veel te weinig klimaatpolitiek was en veel te weinig resultaat is geboekt. Het optimisme bestaat uit een aantal voorstellen om aan de impasse te ontkomen en uit de hoop dat sombere voorspellingen niet altijd waarheid worden.
Wat is het resultaat van 25 jaar klimaatpolitiek?
De atmosfeer is grotendeels gezuiverd van zwaveldioxide, zodat geen zure regen de bossen meer kan aantasten. En drijfgassen (cfk’s) zijn uit spuitbussen verwijderd om de ozonlaag te beschermen. Van alle broeikasgassen is de uitstoot van CO2 echter met 15% gestegen, terwijl de ambitie een daling was in 2010 van 10 % ten opzichte van 1986. Alle maatregelen ten spijt stijgt het verbruik en wordt er te weinig bespaard.
Een korte terugblik.
Milieuvraagstukken stonden al langer op de agenda onder invloed van de Club van Rome en de milieubeweging in de jaren 60 en 70. De eerste aandachtsgolf voor het klimaat en het broeikaseffect kwam in de jaren 1987-1989, waarbij de politiek en vooral het ministerie van VROM het voortouw nam. Het rapport “Zorgen voor morgen” van het RIVM en het rapport van de commissie Brundtland sloegen in als een bom. Milieuminister Nijpels (VVD) weet, met steun van premier Lubbers (CDA), het klimaat tot prioriteit van het regeringsbeleid te maken. De koningin roert het onderwerp aan in haar kersttoespraak in 1988. De publieke opinie en de verkiezingsstrijd in 1989 zijn er vol van. De cfk’s uit spuitbussen en de zure regen zijn succesvol bestreden. Dus nu op naar een volgend wapenfeit: het oplossen van het broeikaseffect. Internationale klimaatconferenties worden gehouden (Rio de Janeiro, 1992) met ferme doelstellingen.
Helaas is deze aandacht niet blijvend. Onder de paarse kabinetten richt het beleid zich op het economisch herstel na de jaren 80 en wil men welvaartsgroei en werkgelegenheid niet door moeilijk aan te tonen klimaat- en broeikaseffecten laten dwarsbomen. Want broeikasgassen blijken heel wat minder makkelijk bestrijdbaar dan de zure regen van enkele jaren eerder. De politiek in Nederland neemt niet langer een leidende rol en het klimaatbeleid komt op een zijspoor. In internationaal verband wordt in 1997 het Kyotoprotocol vastgesteld.
Een tweede klimaatgolf zien we opkomen in de jaren 2006-2007 als Al Gore zijn film “An Inconveniant Truth” presenteert. Inmiddels is de wetenschappelijke kennis rond klimaatverandering en de publieke bewustwording fors toegenomen. Milieu- en ontwikkelingsorganisaties, maar ook bedrijven en particulieren nemen op allerlei terrein het heft in handen en proberen, verontrust door de nieuwe inzichten, hun CO2 uitstoot en energieverbruik in te dammen. Duyvendak noemt hen de “wij-doen-het-zelvers”. De politiek loopt er achteraan. Als in 2008 de financiële crisis uitbreekt, verdwijnt klimaatbeleid nog verder uit het zicht. Het IPCC krijgt in 2010 naar aanleiding van enkele foutjes in haar rapport uit 2007 een storm van kritiek over zich heen. Van wetenschappelijke rapportage kunnen volgens minister Cramer (PvdA) gee n fouten geduld worden. Hiermee geeft ze alle klimaatsceptici ruim baan. Wat onder VVD-minister Nijpels begon als succesvol regeringsbeleid krijgt nu het stempel van linkse hobby.
Hoe kon het zo fout gaan?
Duyvendak wijst verschillende oorzaken aan:
- Het probleem van broeikasgassen is gewoon niet gemakkelijk structureel op te lossen.
- Tegenwind van het neoliberalisme.
- Gedrag en lifestyle moeten beïnvloed worden, maar hoe doe je dat?
- Gevoel van urgentie verwatert.
- Het schaalprobleem: onduidelijke dreigingen in de toekomst kunnen we niet bevatten en we willen er daarom geen offers voor brengen.
- Grote weerstanden, zoals de macht van de industrie, zijn niet gebroken.
- Veel verworvenheden zijn een ‘recht’ geworden.
- De “tragedy of the commons” treedt op. We komen alleen in actie als anderen dat ook doen.
- Teveel is vertrouwd op technologische vernieuwing en vrijblijvendheid (het geloof in convenanten).
- Geen lange termijnplanning.
- Het mag niets kosten.
- Politici steken hun nek niet uit.
Waar halen we groen optimisme vandaan?
Allereerst moeten we de problemen op een pragmatische manier benaderen. Niet eerst systemen en/of mensen willen veranderen, maar binnen het bestaande democratisch-kapitalistische systeem zoeken naar stapsgewijze oplossingen.
Begrip en betrokkenheid bij het klimaatvraagstuk zijn alweer veel groter dan enkele decennia geleden, maar vragen blijvende aandacht. De urgentie van het probleem moet steeds opnieuw belicht worden. Daarbij geldt: we moeten accepteren dat aandacht voor iets als het klimaat met golven komt. De kunst is om die aandachtsgolven een handje te helpen en om er vervolgens gebruik van te maken.
Gedragsverandering, zoals bij energiebesparing, is een taai proces en vindt plaats onder invloed van mensen in onze directe omgeving of van mensen die we bewonderen. Daarbij geldt: Niemand kan alles doen, iedereen kan iets doen.
Vervolgens moet gezocht worden naar bundeling van alle groene krachten en gezamenlijke inzet op innovatie en toepassing van hernieuwbare energie. Op zoveel mogelijk terreinen (particulieren, bedrijven, politiek) tegelijk moet er beweging zijn.
Voor de politiek is een grote rol weggelegd. Het klimaatvraagstuk vergt ecologische politisering. Alle verandering vanuit de bevolking en bedrijven moet verankerd worden in via de politiek vastgestelde maatregelen. De politiek moet het morele debat, dat het klimaatdebat in feite is, blijven voeren. Zij moet daarnaast werken aan een brede consensus, waarbij men erkent dat de aanpak van klimaatverandering geld kost, een zaak van de lange termijn is, soms keuzes vraagt (laat de vervuiler betalen) en links-rechts tegenstellingen overstijgt. Natuurbescherming was honderd jaar geleden een initiatief van de rechts georiënteerde burgerij. Ook in de jaren ’80 was er een cross party consensus. Om aan kracht te winnen moet het klimaatdebat verbonden worden met andere onderwerpen: energiezekerheid, onafhankelijkheid van olielanden en economisch voordeel. Conflicterende belangen tussen de gevestigde fossiele energiesector en de groene innovatie moeten benoemd worden en gebruikt om het klimaatdebat te agenderen.
Tenslotte, alle pessimistische toekomstbeelden ten spijt weten we één ding zeker: de toekomst zal er anders uitzien dan we nu voor mogelijk houden.